Het traditionele voorspoedscenario heeft een sterke B en E en een zwakke G.
De nieuwe scenario's hebben een rol voor individuen.
Na 2003 is er een traditionele voorspoedperiode aangebroken in Emerging Markets, maar niet voor de VS, Europa en Japan.
De middenklasse stond niet sterk in de VS/Europa, maar kon toch flink spenderen via extra lenen op het huizenbezit.
Lage werkloosheid zorgde in de VS in 2006 niet voor hoge loonstijging. De inkomensverdeling bleef denivellerend door de hogere inkomsten van individuen en de upper ten van het bedrijfsleven/ bankwezen/ hedgefunds.
Employees dus nog steeds zwak na 2003, al voelde dat tot 2008 niet zo.
Na 2008 werd E nog zwakker in de VS. In 2010 stelde men dat dit het einde was van de American dream. Je kinderen kregen het niet van zelf beter dan jezelf (ouders).
Deze situatie duurt nog even door in de VS en Europa, met enkele landen uitgezonderd: Duitsland, Scandinavië, Australië en Canada.
Duitsland is in Europa de grote uitzondering: een snel dalende werkloosheid en weinig hypotheekschuld. Dat produceert als het goed is een voorspoedscenario traditionele stijl.
Nederland zit in een soort tussenpositie. De werkloosheid is laag, waardoor als er productiviteitsstijging komt er loonstijging voor E mogelijk is, maar de consument heeft veel te hoge (hypotheek)schulden. Op korte termijn weinig loonstijging en hoge voorzichtigheid met nieuwe hypotheken. De asset economy zorgt voor problemen door hogere pensioenpremies en onzekerheid over uitkeringen/ opbouw pensioenrechten. Dit kan snel voorbij zijn bij rentetsijging an stijging aandelenkoersen, maar kan ook blijven.
De op kredieten gebaseerde welvaart van 2003-2007 is kennelijk het Goldilocksscenario.
Dat lijkt een moeilijk houdbare welvaart te genereren, al moet enige verdere schuldopbouw wel mogelijk zijn bij doorgaande welvaartstijging.
Goldilocks is niet precies goed geweest bij de kredietgroei. Dat moet dus ook precies goed worden: ongeveer 1-2% schuldopbouw/inkomen per jaar bij goede demografie en vanuit de evenwichtspositie (die nog niet bereikt is in de VS).
B en I sterk, E en G zwak is geen voorspoedscenario. E moet eerst in een soort middensterkte komen wil er samen met een sterke I voorspoed komen.
Individuen met hun goede netwerken (ook internationaal) krijgen een groter deel van de BNP koek ten koste van E.
B krijgt ook een groter deel van de koek.
Dat betekent wel een goede beurs in de komende jaren en gemiddeld in de wereld voorspoed, maar grote delen van de westerse wereld zitten niet in een voorspoedperiode.
De overheid faalt om de positie van E (de lagere middenklasse en lager) te verbeteren.
Dat leidt tot grote ontevredenheid bij stemmers. Die geven de schuld aan de buitenlandse immigranten en straks misschien aan de gepensioneerde babyboomer.
De kloof qua inkomen en vooruitzichten tussen I, de kenniswerker, en E , de verkeerd geschoolde administratieve medewerker e.d. wordt steeds groter. Dat is niet stabiel. De beste oplossing is een lage werkloosheid waardoor E van zelf weer sterker komt te staan. Hoe dat moet met de gepensioneerde met karig pensioen weet ik ook niet (weer werken?).
Dus de kaart klopt voor wat betreft de aandelenbeurs en de economie in de meeste landen, maar niet voor veel esterse landen/ Japan.
Alleen bij hoge productiviteitsstijging en lage werkloosheid komt er een goede uitkomst in die landen. Dat is nog steeds goed mogelijk: derde fase productiviteitsstijing in de lange golf, weinig groeiende beroepsbevolking. Kenniswerkers moeten minder schaars worden.
De wereld is te plat geworden voor excessieve welvaart, zoals voor 1995, van de lagere niet kenniswerker middenklase in de VS/ West Europa.
De tijd dat je beter gemiddeld kon zijn aan de Potomac dan geniaal in Chindia is defnitief voorbij.
Uit de welvaart van de kenniswerker kun je dan nog een draagbare inkomenssituatie creëren via de overheid voor emplyees en ook via erfenissen van de babyboomgeneratie (nu belangrijk voor huizenprijzen in het VK)
De grijze meerderheid veroorzaakt een nader machtsveld over enkele jaren dan we beschreven hebben. De bejaarde wil helemaal niet dat de werkende bevolking zo veel rijker wordt en daardoor inflatie creëert en zij relatief armer worden. De stagnatie van Japan is electoraal goed draagbaar door al die ouderen die liever deflatie hbben met hun vaste inkomen dan inflatie.
Angst is er ook voor de productiviteitstijging in de jaren 30: doorgaande kostenbesparing zorgde voor hoge productivieitsstijging, maar geen daling van de werkloosheid die daardoor te lang te hoog bleef.
No comments:
Post a Comment